Vandaag verklaarde ik mijzelf de oorlog. Het zuiden lag onder vuur, althans zo voelde het. De honden blaften en vrouwen namen schreeuwend de kinderen mee naar binnen, waar het blijkbaar veel aangenamer was. Of het nou de alcohol bevattende drank was van de afgelopen avond, of de slapenloze nacht, het voelde alsof er een vloot schepen zinkend ten onder ging in mijn maag. Schepen, met zware ankers en slechte stuurmannen. In mijn hoofd vliegen er wespen en zeemeeuwen met lange nekken, krijsend. Al met al, heb ik mij beter gevoeld. Niet zo lang geleden. Ik kan het me nog goed herinneren, als ik mij niet vergis. De warme, lavendel dragende lucht uit de Franse kuststreken. Misschien zal ik het ook nooit meer vergeten. De lavendelplant heeft altijd mijn liefde gehad. Voor mij is ze welkom, in welke vorm dan ook. Al gaat mijn voorkeur uit naar de versgeplukte lavendel, die ik meedraag tot ik haar niet meer kan ruiken.
Maar nu zit ik hier, zonder lavendel, denkend aan de afgelopen nacht. De rum, die overigens de schuld krijgt van de staat van ontbinding waarin ik verkeer, heeft mij velen woorden doen ophoesten. Traantrekkend. Zilte zeeën van tranen waarin ik mijzelf al zag zwemmen. Misschien wel zonder badkleding. Diep in de nacht, zodat niemand mij kan zien, want daar doe je geen mens een plezier mee. Toen zij die terugkeerden van het front hun vrouwen omhelsden, sliepen de kinderen en waren de honden gekalmeerd. Het zuiden lag stil en de wapens lagen op de tafel in de keuken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten